De ontwikkelingsfase van een hond
De ontwikkelingsfase van de hond kunnen worden onderverdeeld in 6 fases:
1. de neonatale fase;
2. de overgangsfase;
3. de socialisatie periode;
4. de juveniele (jeugd) fase;
5. de puberteit;
6. volwassenfase.
Hieronder worden de diverse fasen beschreven. Er moet wel rekening gehouden worden dat de periodes niet exact afgebakend kunnen worden. Ook bij de hond heb je vroeg- en laatbloeiers.
1. De neonatale fase
De neonatale fase is de periode vanaf de dag dat de pups geboren worden tot ongeveer 14 dagen. De pups worden na een draagtijd van gemiddeld 9 weken (59 tot 63 dagen) doof en blind geboren. De eerste 10 – 14 dagen blijven ze dit. Deze fase bestaat voornamelijk uit eten, slapen en groeien. Ze kunnen al wel voelen en ruiken. Met behulp van hun neus en tastzin vinden zij de weg naar de tepel van de moeder.
Ze leren ergens in deze twee weken ook de geur van hun moeder en die van hun broertjes en zusjes te herkennen en weten zodoende voor de rest van hun leven hoe honden ruiken.
De pups nemen in deze periode ook de geur van mensen in zich op, in deze levensfase ontstaat de binding hond – mens al. Het is belangrijk dat de pups elke dag even in de hand zijn, maar laat in deze fase nog niet te veel (vreemde) mensen bij de pups.
De navelstreng begint al na de eerste dag in te drogen en valt er na ongeveer een week af. Vanaf de tiende dag kunnen de oogjes open gaan.
Verder is het belangrijk dat de pups in deze fase voldoende rust krijgen.
2. De overgangsfase
De overgangsfase is ongeveer tussen de 10 en 21 dagen. Deze fase gaat vooraf aan de socialisatieperiode. De pups openen hun oogjes, beginnen wat rond te kruipen en gaan ook horen. Langzaam ontwikkelt hun gezichtsvermogen.
Rond de 3e week is hun gezichtsvermogen volledig ontwikkeld en ook hun reukvermogen komt op volle sterkte. In deze periode gaan de pups op onderzoek uit en spelen ook al wat met elkaar.
De pups drinken in eerste instantie moedermelk/puppymelk, maar tegen het einde van deze fase wordt ook begonnen met vaster voedsel (pap).
Met twee weken krijgen de pups hun eerste wormkuurtje. Pups kunnen namelijk al in de baarmoeder besmet raken door wormen.
Omdat een worminfectie de ontwikkeling van een pup nadelig kan beïnvloeden is het van belang pups goed te ontwormen. Het is belangrijk om het ontwormingsschema te volgen.
In deze periode (met 3 à 4 weken) komen ook de eerste tandjes door.
3. De socialisatieperiode
De socialisatieperiode is tussen de 3 tot 12 weken. Deze periode kunnen we indelen in twee fasen, de inprentingsfase (3 tot 5 weken) en de eigenlijke socialisatiefase (5 tot 8 weken).
De inprentingsfase in een belangrijke periode in het leven van de pups. In deze periode gaan de pups op onderzoek uit, gaan spelen met moeder en nestgenootjes, reageren op harde geluiden, kwispelen, eten hun eerste vaste voedsel en gaan ook bij het nest vandaan om hun plasje of poepje te doen. Het is dan ook belangrijk dat de pups zoveel mogelijk verschillende indrukken en geluiden ervaren.
Er komt ook meer bezoek naar de pups kijken en ze komen dus meer in aanraking met de mens. Dit wordt socialiseren genoemd. Deze eerste socialisatieperiode moet rustig gebeuren zodat de pup alles goed kan verwerken.
De pups worden met 4 weken weer ontwormd.
Op de leeftijd van 5 weken beginnen de pups brokjes te eten. De pup vindt het lekker om ergens op te kauwen omdat in deze periode de tanden en kiezen verder doorkomen. Met 6 weken worden de pups weer ontwormd.
Met 5 tot 8 weken wordt door middel van spel geleerd hoe de pup zich sociaal moet gedragen ten opzichte van de broertjes, zusjes en andere soortgenoten. Zo wordt spelenderwijs al een ‘rangorde’ tussen de pups gevormd. Ze oefenen verdediging en vluchtgedrag.
Als het nodig is wordt de pup door de moederhond gecorrigeerd. De nestbinding is groot maar gaat geleidelijk aan afnemen. Op de leeftijd van ongeveer 7 weken gaat de nieuwsgierigheid voor zijn omgeving de overhand krijgen. De pups moeten in deze periode de kans krijgen om veel dingen te kunnen onderzoeken en in contact te komen met verschillende mensen, kinderen en dieren.
Opvallend is in deze periode dat de puppy’s het gedrag van de volwassen roedelgenoten proberen te imiteren/overnemen.
In deze weken zijn de pups goed gegroeid, is vaster in zijn bewegingen en volwassener geworden. Hij heeft zijn eerste vaccinatie gehad, is bekeken door de dierenarts en meestal gechipt. Hij is klaar om de volgende fase in te stappen: naar huis met zijn nieuwe baas.
De socialisatieperiode gaat bij zijn nieuwe baas door. Zijn wereld wordt veel groter, het is belangrijk om de pup overal mee naartoe te nemen, zodat hij zoveel mogelijk positieve ervaringen op kan doen.
In deze periode leert de pup heel snel en vergeet dit de rest van zijn leven niet meer. De pup gaat nu ook onze taal leren, de woordjes ‘ja’ en ‘nee’ zijn belangrijk bij de opvoeding van uw pup. Straf de hond nooit voor overmoedig gedrag, dat maakt hem onzeker.
Met 8 weken moet de pup weer ontwormd worden, dus zorg dat je een ontwormingskuur in huis hebt.
Bij 9 weken krijgt de pup zijn 2e vaccinatie. De pup zal met zijn baas voor de eerste keer naar de dierenarts gaan.
Bij het eerste onderzoek kijkt de dierenarts de pup altijd goed na, hij controleert bijvoorbeeld het gebit, ogen en oren worden bekeken, naar het hart en de longen wordt geluisterd, de buik wordt gecontroleerd of er geen navelbreuk is, de pup wordt gewogen, bij een reutje wordt gecontroleerd of de balletjes zijn ingedaald en eventueel wordt de chip gecontroleerd.
Na de 2e vaccinatie mag u met uw pup naar puppycursus. Het is belangrijk dat de pup in de komende periode (vanaf zo’n 8 weken) in aanraking komt met andere honden.
4. De juveniele (jeugd)fase
De juveniele fase is de periode van 3 tot 6 maanden, ook wel de tweede socialisatiefase genoemd.
In deze periode heeft de nieuwsgierigheid van de eerste socialisatiefase plaats gemaakt voor angst. De pup treedt de wereld niet zo enthousiast meer tegemoet, maar wordt terughoudender en kan vluchtgedrag vertonen.
Het herstelvermogen na een vervelende ervaring duurt langer en de kans dat de pup blijvend bang blijft voor bepaalde dingen is groter.
In deze periode wil de hond ook weten welke rangordeplaats hij in de roedel heeft. Het is dus belangrijk dat de rangorde in evenwicht is. De baas is de hoogste in de roedel en geeft hem vertrouwen.
Bij 12 weken krijgt de pup zijn 3e vaccinatie, “de grote cocktail”.
5. De puberteit
Tussen de 6 maanden en 1 jaar komt de pup in zijn puberteit. Hij wordt een stuk zelfstandiger en denkt de baas niet meer nodig te hebben. Hij wordt zich bewuster van zijn seksualiteit, de reu gaat zijn poot opbeuren, teefjes worden voor het eerst loops.
De hond luistert “slechter” en gaat er vandoor. In de puberteit krijgt de hond ook meer de neiging om zijn territorium en bezit (speeltjes, kluifjes, voer, mand, bench) te verdedigen. Dus let op met kleine kinderen. Laat nooit uw kind het speeltje van de hond afpakken of in zijn bench gaan zitten.
Hij zal/kan proberen hoger in rang te komen binnen uw gezin. Het is dan ook belangrijk dat de baas in deze periode consequent en duidelijk is naar zijn hond. Als volwassen hond kan het zijn dat hij de kinderen lager in rang ziet.
Zolang u zelf aanwezig bent zal de rang van uw kinderen hoger zijn, maar op het moment dat de kinderen alleen zijn met de hond vervalt dit effect. Laat uw kinderen dus nooit alleen met uw (puberende) hond.
Hoelang de hond last heeft van deze puberteit is verschillend en ligt o.a. aan de manier van leidinggeven van de baas en het ras.
6. De volwassenfase
Vanaf 12 maanden spreken we van volwassenfase.
De meeste honden (afhankelijk van het ras) zijn uitgegroeid als ze anderhalf jaar oud zijn. Het karakter van een volwassen hond blijft meestal vrij stabiel.
Als de hond seksueel volwassen is en hij weet dat zijn baas de leider van de roedel is, komt er weer rust. De plaats in de roedel ligt vast.